Hanneke Verkade

4. Kameroen (1971)

Voor het eerst sinds we in Buea wonen ben ik een nachtje alleen met de kinderen. Frans, mijn echtgenoot, vertrok voor een vergadering naar Yaounde, de hoofdstad van Kameroen, waar het opperhoofd zijn kantoor heeft.

Op advies krijgen we een herdershond te leen. Oud, humeurig en ongemanierd, die de veiligheid van ons gezin moet garanderen. Een hond, die levenslang aan de ketting lag, maar bij ons vrij rond loopt. Steeds als mijn voeten te dicht bij de hond komen, ontbloot het dier zijn tanden. Gelukkig kan ik hem niet horen grommen. Het toeval wil dat de hond dezelfde naam heeft als onze hulp: Lucas. En dat geeft problemen. Zeker als Lucas met de voorpoten op tafel onze schamele lunch van tafel trekt. "Lucas!!, Lucas!!, rothond, kom hier", schreeuw ik razend. In de deuropening verschijnt Lucas, geschrokken en lichtelijk verbleekt. "I beg you pardon , madam?" Zonder iets te zeggen ruimt hij de rommel op. Dan maar geen lunch, zeggen zijn ogen verontwaardigd. ‘s Middags wordt de hond opgehaald, maar ook Lucas, de hulp, vertrekt...

Eigenlijk voel ik mij veel veiliger zonder beide Lucassen. De hond die graag de tanden liet zien en Lucas met wie ik nauwelijks kon communiceren, omdat het niet gepast is elkaar recht in het gezicht te kijken. Een blanke vrouw nog wel, die de woorden uit je mond kijkt! Dat is vragen om moeilijkheden. En doof? Te gek toch; een dove die kan praten...

Laat in de middag rij ik naar het vliegveld, om Frans af te halen. Een uurtje rijden van het engels-sprekend gedeelte van het land naar het frans-sprekende deel, dwars door de stad Douala. Het hoogteverschil van 1000 meter overbrug ik in een kwartiertje. De bochtige weg slingert mij steil naar beneden, eindigend in een jungle waar de vochtig tropische warmte mijn auto vult zodra ik de raampjes naar beneden draai. Plotseling springen er twee agenten het wegdek op. Ik kan ze nog maar net ontwijken. De loop van een geweer gaat mijn richting uit. De agent met bewegende lippen heeft een padvindersfluitje in de hand. Hij is verschrikkelijk boos. Het duurt even voor ik besef dat er een frans-sprekende agent voor mij staat. Een probleem, want het tempo waarin de man spreekt kan zelfs een horende Nederlander in verlegenheid brengen. Voor straf moet ik mijn auto in het struikgewas parkeren, terwijl de agent met het geweer ervoor zorgt dat ik geen kant op kan. Mijn lippen trillen en mijn bloes wordt transparant van het zweet. En dat ontgaat ze niet. Ze hebben er duidelijk plezier om. Pas na een half uur krijg ik mijn rijbewijs terug. De agent wijst op z’n fluitje en blaast er op. Pas nu begrijp ik het. Als er gefloten wordt moet je direct stoppen. Oh jee, wie hier niet horen wil moet maar voelen. Ik wijs naar het geweer, en roep nijdig: "merci de ne pas avoir tire". Met een flinke dot gas sluit ik de agenten op in een stofwolk van rode aarde.